Wie als examenkandidaat eigen ideeën heeft, wordt in het eindexamen afgestraft met meerkeuzevragen, schrijft
Vorig jaar moest ik er ook aan geloven: het centraal examen, de reeks afsluitende toetsen van het voortgezet onderwijs. Gelukkig met goed gevolg. Toch bezorgde elk examen dat ik maakte mij meer frustratie dan voldoening. Begrijp me niet verkeerd, ik snap waarom het afgenomen wordt. Het is efficiënt, het legt een norm op. In zo’n grote operatie als het onderwijs geeft dat houvast. Maar toch: ik ervoer het als een dwingend keurslijf.
Beruchtst is het examen Nederlands. Eén op de vijf vwo’ers zakte daar vorig jaar voor. Dit examen toetste niet mijn Nederlands, laat staan of ik zelf kon nadenken, maar mijn vermogen om de systematiek van het toetsinstituut Cito te doorgronden. Zou de schrijver van een betoog er serieus over nagedacht hebben of alinea 5 een ‘precisering’, ‘uitwerking’ of ‘uitbreiding’ op alinea 4 is, of is dat gewoon een door Cito bedachte categorisering?
Niet alleen Nederlands, ook andere taalexamens bestaan grotendeels uit multiplechoicevragen die je niet eenduidig kunt interpreteren. Een ‘fout’ antwoord blijft dan een ‘fout’ antwoord, terwijl een zelfstandig nadenkende docent de verdediging ervan goed zou kunnen rekenen. Wie er als examenkandidaat eigen ideeën op na houdt, wordt dus afgestraft met meerkeuzevragen. En dat terwijl een verscheidenheid aan ideeën juist van belang is in een taal. Het uitwisselen van die ideeën is de basis van een gesprek of discussie. Een taal hoort daar dienstbaar aan te zijn. Waarom wordt dát niet getoetst?
Niet alleen in de talen, ook in ‘maatschappijvakken’ als geschiedenis, filosofie en economie deugt het examen niet. Een vraag in deze vakken kan namelijk op zó veel verschillende manieren beantwoord worden – zolang het maar goed beargumenteerd is. Cito levert de docenten weliswaar een correctievoorschrift (regels voor beoordeling), maar doet geen uitspraken over welke antwoorden, mits voorzien van goede argumentatie, ook goed gerekend mogen worden. Correctoren rekenen zodoende antwoorden fout die ze in hun eigen les als docent misschien wél goed hadden gerekend. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Het loont natuurlijk niet om een probleem aan te kaarten zonder een oplossing voor te stellen. Ik denk aan een ander soort eindopdracht per vak waarin we het centrale iets meer loslaten. Concreet? Breng bij Nederlands het opstel terug. Zet bij Engels de leerling tegenover een native speaker. Introduceer voor geschiedenis of filosofie een eindessay. Niet alleen maakt dat het eindexamen representatiever voor het vak, maar ook nog eens leuker en leerzamer.
Het is op het eerste gezicht een beetje eng, maar ik denk graag groter. Nederland is een van de weinige landen met zo’n rigide examen – kan het niet anders? Wellicht valt er wat te leren van Finland, waar het centraal eindexamen kleinschaliger is, of het Franse baccalauréat, waarin vragen worden gesteld die meer ruimte tot interpretatie en verdieping geven. Onze zuiderburen kennen niet eens een centraal examen. Het wordt tijd om in te zien dat het centraal examen niet functioneert. Helaas mag dat voor dit jaar niet meer baten.
Uit NRC Handelsblad.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.[paytium name=”Eenmalige donatie Tahrim Ramdjan” description=”Eenmalige donatie Tahrim Ramdjan”] [paytium_dropdown label=”Ik doneer” options=”1,50/5/10/25/100/250″ options_are_amounts=”true” /] [paytium_total label=”Mijn gekozen donatie” /] [/paytium]