Deze week begint ‘Kom op Amsterdam, wees Amsterdammer’, een gemeentelijke campagne tegen racisme en discriminatie. Drie bekende Amsterdammers vertellen waarom ze eraan meewerken.
‘Die vader zei: ik geloof niet dat je een meisje bent, trek je broek maar omlaag’
De 36-jarige Roxanne (Rocky) Hehakaija is oud-voetballer en sociaal ondernemer.
“Veel mensen denken dat seksisme minder voorkomt dan vroeger, maar de conservatieve beweging is weer in opkomst. In Nederland zegt Baudet in feite: het recht van een vrouw is het aanrecht. Vrouwenvoetbal is ook nog niet zo oud. Als jong meisje uit Uithoorn vond ik het spannend als ik in Amsterdam moest voetballen. Ik was het enige meisje in een jongensteam en kleedde me daarom altijd om in het hokje van de scheidsrechter. Toen ik tegen AFC in Amsterdam moest voetballen, mocht dat niet. In de kantine zeiden ze: ‘Als je met jongens wilt voetballen, moet je ook maar met jongens douchen.’ Ik heb me toen in de wc moeten omkleden. Een andere keer moest
ik tegen Abcoude spelen en maakte ik in de eerste helft een hattrick. Toen kwam er een vader van een tegenspeler naar me toe, die zei: ‘Ik geloof niet dat je een meisje bent, trek je broek maar naar beneden.’ Ik was in beide gevallen veertien.”
“Dit soort incidenten is de reden dat ik opkom tegen de term ‘manwijf’. Ik ben zelf meer dan eens voor ‘vieze pot’ uitgemaakt. Lesbische vrouwen die er volgens de maatschappij ‘mannelijker’ uitzien, hebben daar bovendien nog veel meer mee te maken. Toen ik met mijn ex in Amsterdam-Oost woonde, hadden we een ander lesbisch stel verderop in onze straat wonen. Ze waren iets ouder, hadden korter haar, en vielen iets meer op. Zij zijn door een groepje weggepest uit de straat; wij hebben daar nooit last van gehad.”
“Besef dat je, als omgeving, klei in de oren drukt van iemand anders. Van dat klei boetseert diegene zijn zelfbeeld. Zo werd er op mij geprojecteerd: je bent een manwijf. Als de maatschappij bij mensen klei in de oren stopt en zegt: jij mag niet meedoen, dan heeft dat gevolgen. Wees je bewust van wat je zegt tegen een ander. Ook denk ik dat veel mensen in de discussie die nu speelt rond institutioneel racisme bij de punt staan, in plaats van bij de komma. Sommige mensen voelen zich snel geraakt of aangevallen, omdat ze het een ongemakkelijk gesprek vinden. Benoem dat je het ongemakkelijk vindt, maar treed ook buiten je comfortzone.”
‘Als ik ’s nachts over straat moet, neem ik altijd iemand mee’
Joost Gimbel (34) is beter bekend als dragartiest Hoax LeBeau.
“Er is dit jaar geen Pride vanwege corona; daarom vind ik het nog belangrijker om zichtbaar te zijn. Deze campagne is een mooie kans daarvoor. Het gebeurt nog regelmatig dat ik op straat word nageroepen of uitgescholden, ook als ik niet in drag loop.”
“Ik doe nu al tien jaar drag. Ik denk dat er nu meer geweld is dan vroeger, al is dat natuurlijk relatief. Bevriende dragartiesten vertellen weleens dat ze in de jaren tachtig of negentig zonder problemen, volledig in drag, op de tram stapten. Dat zou ik nu nooit doen. Ik heb ook geleerd te anticiperen op vervelende opmerkingen of intimidatie, en ik weet goed situaties te vermijden. Als ik ’s nachts over straat moet, neem ik altijd iemand mee. Ik ga nooit lopend van het ene optreden naar het andere; dan neem ik een taxi. Dat is wel lastiger nu de binnenstad autoluw is geworden. En ik word ook weleens door taxichauffeurs geweigerd.”
“Ik heb zelf gelukkig nog geen fysiek geweld meegemaakt, maar genoeg vrienden en kennissen van mij wel. Mijn goede vriendin Monique de la Fressange moest twee jaar geleden optreden op de Zeedijk, en is daar vanuit het niets in elkaar geslagen. Ik was gevraagd voor hetzelfde optreden. Voor hetzelfde geld had ik ernaast gestaan.”
“Alle discriminatie en intimidatie wakkert bij mij juist een vuurtje aan. Ik word er strijdlustig van. Ik denk dan: ho, stop, hier ben ik het niet mee eens. Ik wil juist op de barricade staan en laten zien dat ik er ben, dat wij er zijn, en dat wij er mogen zijn. Wat bij veel mensen bovendien mist in de discussie die nu aan de gang is, is empathie. Sommigen hebben een onvermogen daartoe, bij anderen is het misschien onwil. Maar probeer je gewoon af en toe in te leven in de ander. Als we allemaal wat empathischer zouden zijn, ben ik ervan overtuigd dat het discriminatieprobleem zich vanzelf zou oplossen.”
‘Toen ik bij het Journaal kwam, was dat wel een bommetje dat insloeg’
Noraly Beyer (73) was van 1985 tot 2009 nieuwslezer bij het NOS Journaal.
“Begin jaren tachtig was ik een hele tijd weggeweest uit Nederland. Toen ik terugkwam, waren de grote steden al behoorlijk verkleurd. Bij veel mensen die uit Suriname of de Antillen kwamen, speelde het gevoel dat ze te weinig zichtbaar waren in de media.”
“Op dat moment was Fred Emmer een populaire nieuwslezer. Vanuit de gekleurde gemeenschap kwam de leus ‘wij willen een zwarte Emmer’. Ik vond dat ook. Wij bedoelden daarmee: we willen dat de media een afspiegeling vormen van de maatschappij.”
“De nieuwe hoofdredacteur van de NOS in 1985, Peter Brusse, was kort daarvoor Engelandcorrespondent geweest. Daar was men veel vooruitstrevender dan hier: het was er al heel normaal dat Britten die uit de voormalige koloniën kwamen evenredig vertegenwoordigd waren in de instituten en instellingen. Er kwam een vacature vrij bij het NOS Journaal, omdat – jawel, het lot is grillig – Fred Emmer wegging. Brusse ging bewust op zoek naar iemand van kleur, met de vereiste kwaliteit.”
“Die vreselijke discussie, die nu nog steeds speelt, was er toen ook al: je wilt meer diversiteit in je organisatie, maar niet ten koste van de kwaliteit.”
“Toen ik bij het Journaal kwam, was dat wel een bommetje dat insloeg. Ik was me er eigenlijk niet van bewust, hoe naïef dat ook mag klinken. Er was wel iemand die ik hoog had zitten, die tegen me zei: ‘Moet dat nou?’ In dat soort situaties moet je sterk zijn, weten wie je bent. Als iemand mij racistisch wegzet, heb niet ík een probleem, maar de ander. Ga jij maar aan jezelf werken, denk ik dan.”
“Racisme zit vaak onderhuids. Het duurt ontzettend lang voordat je beseft dat het er is. En dan moet nog de wil komen om er iets aan te doen. Toen Philomena Essed haar boek Alledaags racisme publiceerde in 1984, wilden nog weinig mensen het racisme bij zichzelf onder ogen zien. Daar begint langzaam verandering in te komen.”
“Als je een zwart iemand naast een wit iemand zet, zie je natuurlijk in eerste instantie een kleurverschil, maar je kunt ook kijken naar de overeenkomsten. Allebei hebben ze twee ogen, twee oren, een neus en een mond. En de kleur van het bloed is bij allebei rood. We moeten focussen op het feit dat we allemaal mens zijn.”
Zorg goed voor elkaar en voor de stad
Met ‘Kom op Amsterdam, wees Amsterdammer’, roept de gemeente iedereen in Amsterdam op voor elkaar op te komen tegen discriminatie. De campagne was eerder aangekondigd, maar werd door de coronacrisis uitgesteld. Toch koos de stad ervoor hem deze week te lanceren, na de dood van de zwarte Amerikaan George Floyd en de daaropvolgende protesten.
“De demonstraties laten zien hoezeer het probleem van antizwart racisme leeft in Amsterdam, Nederland en de hele wereld,” zegt wethouder Rutger Groot Wassink (Diversiteit). “Bovendien is de stad onlangs een paar keer opgeschrikt door geweld tegen lhbtq’s. Met deze campagne maken we een statement: we zijn met z’n allen verantwoordelijk.”
De actie past in de trend van de afgelopen jaren om bewustzijn te kweken over eigen verantwoordelijkheid. Zo was er ook de campagne ‘#doeslief’ van Sire vorig jaar, en de oproep van wijlen burgemeester Van der Laan om ‘goed voor elkaar en voor de stad te zorgen’.
Voor de nieuwe campagne zijn foto’s van bekende Amsterdammers te zien in de stad. Naast de drie Amsterdammers in dit artikel, delen onder meer activist Jerry Afriyie, chef-kok Joris Bijdendijk van restaurant Rijks en kinderburgemeester Ilias Admi een boodschap. Ook anonieme ervaringen worden gedeeld, met stellingen als: ‘Zeg jij er wat van als je collega wordt uitgemaakt voor Zwarte Piet?’
De gemeente gaat daarnaast onderzoek doen naar de namen van bruggen, pleinen en standbeelden met een koloniaal verleden. Ook zijn er stadsgesprekken over discriminatie en racisme in de stad. Burgemeester Femke Halsema zei vorige week de vraag over eventuele hernoeming van de Coentunnel – vernoemd naar Jan Pieterszoon Coen, stichter van Batavia, slachter van Banda – ‘neer te leggen bij de Amsterdammers’.
Verscheen op 9 juli 2020 in Het Parool
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.[paytium name=”Eenmalige donatie Tahrim Ramdjan” description=”Eenmalige donatie Tahrim Ramdjan”] [paytium_dropdown label=”Ik doneer” options=”1,50/5/10/25/100/250″ options_are_amounts=”true” /] [paytium_total label=”Mijn gekozen donatie” /] [/paytium]